Ik
kreun en doe één oog open. Op het kussen naast mij ligt een bijzonder uitgeslapen
hoofd.
“Het
is half zeven,” beantwoordt het hoofd mijn onuitgesproken vraag.Ik kreun nog een keer en doe mijn oog weer dicht.
“Was je aan het dromen?” vraagt het hoofd opgewekt.
“Nee, ik was op een goddelijk eiland en kreeg ineens een nachtmerrie dat iemand me om half zeven wakker maakte,” denk ik bij mezelf. Maar dat is een hoop tekst voor midden in de nacht.
“Hmmm,” mompel ik en trek mijn beide ogen open. Naast mij ligt Marijn.
De
dingen die ik van Marijn weet, zijn op één hand te tellen:
· Hij
heeft, net als ik, Koninginnenacht gevierd op het Wed in Utrecht;
· Hij
heeft een telefoon en daar staat mijn nummer in;
· Hij
was gisteren beschikbaar toen ik dringend aandacht nodig had;
· En
tot slot, wat gisteravond de doorslag gaf voor zijn ticket naar mijn slaapkamer:
hij moet vandaag werken.
· Wat
ik van Marijn begin te vermoeden, is dat hij een ochtendmens is.
“Zal
ik een sinaasappeltje persen?” vraagt hij.
“Ik
heb geen sinaasappels,” zeg ik.“Zal ik dan even je koe melken?” vraagt hij.
“Ben jij altijd zo vroeg actief en grappig?” zucht ik.
“Ik moet werken, weet je nog?”
“Oh ja, helemaal vergeten” lieg ik, “nou dan moet je maar snel gaan.”
“Ik heb nog een half uur, hoor,” zegt hij en ik denk koortsachtig na over een oprotpremie.
“Ik heb een heerlijke douche, ga je gang,” zeg ik nogal hulpeloos.
“Als ik niet beter wist, Frederique,” tikt Marijn lief op mijn wang, “zou ik denken dat je me weg wilt hebben.”
Een
half uur later is de verschikkelijke ochtendman vertrokken, zijn eigen tijdzone
in. Hoe lang zou het duren voordat hij ontdekt dat er geen Frederique meer in
zijn telefoon staat?